Door: Maya Feuerriegel, werkzaam bij Kentalis

Op vrijdag 7 november kwamen 25 jonge mensen die werkzaam zijn in de langdurige zorg bij elkaar in Den Haag. Mensen uit de praktijk, beleidsmakers en wetenschappers. Zij wisselden met elkaar ideeën en gedachten uit over de aanstaande transitie in de zorg. Ik was één van die mensen.

De praktijk: Thuiszorg Florence
Nieuwsgierig hoe mensen uit andere sectoren, uit andere praktijken met dit thema aan de slag zijn gegaan, ga ik op weg. Als eerste zijn we te gast bij Florence, een zorgorganisatie die in Den Haag en omgeving o.a. thuiszorg aanbiedt. Voor hen betekent de transitie dat de wijkverpleegkundige een andere rol krijgt. Eigenlijk geen nieuwe rol, want voordat het huidige stelsel was ingevoerd deden wijkverpleegkundigen precies wat er nu van hen wordt gevraagd. De spin in het web zijn van de zorg in een wijk. Degene die in de gaten houdt of er mensen zijn die mogelijk zorg nodig hebben. Die nader onderzoek doet als er een ‘niet pluis’ gevoel is. Die, als er dan zorg nodig is, bekijkt wat er precies nodig is en daarbij de juiste aanbieder zoekt. Wijkverpleegkundigen moeten daarvoor precies weten welke aanbieders er actief zijn in de wijk en wat hun expertise is. En het betekent ook dat ze niet altijd doorverwijzen naar de organisatie waar ze zelf in dienst zijn. Best lastig, maar er moet vertrouwen zijn, zo vertelt de wijkverpleegkundige. “Als iemand een dialyse nodig heeft en ik weet dat de concurrent dat beter kan, dan verwijs ik hem echt niet door naar mijn eigen organisatie”. Om dit wettelijk te borgen is nu een splitsing van taken bedacht, waardoor de toewijzing en uitvoering van de zorg niet meer door dezelfde persoon worden gedaan. Maar is het wenselijk voor de patiënt om, net na het opbouwen van een vertrouwensband, weer een nieuw gezicht te krijgen? En werkt deze oplossing nu echt in de praktijk of is het een schijnonafhankelijkheid? Vragen waar we in het gesprek met de verschillende aanwezigen niet uitkomen.

Wetenschap: Kentalis

Na dit praktijkonderdeel volgt een presentatie vanuit Kentalis. Het thema is ‘weten wat werkt’. Hoe weet je of je interventie daadwerkelijk effect heeft? Welke stappen zou je daarvoor kunnen zetten en hoe ziet zo’n traject er uit bij onze doelgroepen, die langdurig in zorg zijn en stoornissen of beperkingen hebben die nooit meer overgaan? Na een behandeling bij Kentalis ben je immers niet minder doof. Ook een taalstoornis gaat nooit ‘over’. Deelnemers worden uitgenodigd om plaats te nemen op de ‘effectladder’, een hulpmiddel om bewijskracht voor interventies te ordenen. Iedereen gaat staan op het niveau waarvan hij denkt dat de organisatie waar hij voor werkt, nu staat. Op niveau 1 van de effectladder is de aard van de interventie nader omschreven en gespecificeerd. Een goed onderbouwde interventie gebaseerd op (wetenschappelijke) bewijzen valt onder niveau 2. Als de effecten van een interventie worden gemeten spreekt men van niveau 3. Op niveau 4 praten we over interventies die voldoende causale bewijskracht hebben zijn ‘bewezen effectief’ te noemen: de gemeten verbetering is toe te schrijven aan de gebruikte interventie.

Een grote meerderheid staat op niveau 1 en 2, een enkeling op niveau 3.  Eigenlijk niet vreemd als je weet dat het binnen Kentalis een enorme slag is om medewerkers op een systematische manier aan het meten te krijgen. Daarin zijn we duidelijk niet de enigen. Het is ook lastig om te bepalen wanneer je vindt dat iets heeft ‘gewerkt’. Is dat als de cliënt tevreden is? Als de medewerkers bevlogen aan het werk zijn? Wat bepaalt het succes? Het valt of staat met weloverwogen keuzes van doelen en bijbehorende instrumenten. En dan volgt de implementatie. Iets wat een aantal mensen uit de praktijk zich lastig kunnen voorstellen. Hoe kun je alles dat bijdraagt aan een doel nu registreren? En hoe zorg je ervoor dat het geen registratie-last wordt maar iets dat inzicht geeft en ondersteunend werkt aan de praktijk? Het thema leeft duidelijk in de verschillende domeinen.

Beleid: VWS
Wat mij bij het onderdeel van Kentalis opvalt, is dat degene die voor het ministerie van VWS werkt, ook ergens rond niveau 1-2 staat. En in het laatste onderdeel van de dag (beleid), blijkt waarom. Mensen bij VWS werken heel erg hard om het best passende beleid te ontwikkelen. Maar of het altijd het gewenste en van tevoren beoogde effect heeft, wordt niet altijd gemeten. Het is vaak alweer tijd om nieuw beleid te maken, waardoor evalueren een lage prioriteit krijgt. En soms worden beslissingen genomen onder hoge politieke druk en is er geen tijd om eerst goed onderzoek te doen naar de eventuele effecten. Ik vind het sterk dat dit bespreekbaar wordt gemaakt. Er volgt een presentatie over de transitie vanuit de invalshoek van VWS. Al snel komen er vragen uit de praktijk. “Onze hoofdaannemer heeft in onze gemeente niet aanbesteed en nu hebben wij nog geen contract, waardoor we niet weten wat we aan onze cliënten moeten vertellen”. De hoofdaannemer in deze zat toevallig ook in de zaal. Zij moesten keuzes maken omdat ze niet in 300 gemeenten konden aanbesteden. Iemand anders geeft aan dat de gemeente waar zij mee te maken heeft nog steeds niet bekend heeft gemaakt welke zorg ze gaan inkopen. Daardoor kan de organisatie geen duidelijkheid geven over het al dan niet sluiten van woongroepen en worden de medewerkers alvast voorbereid op mogelijk ontslag. Afgelopen week is een informatiebijeenkomst over het sociaal plan gehouden. De medewerker van VWS geeft toelichting over de te volgen route als de gemeente zich niet aan de termijnen houdt, maar heeft geen oplossingen voor deze problemen. Die wel het gevolg zijn van het door VWS ontwikkelde beleid. We komen er niet uit, en het is tijd voor de borrel. We praten nog even na met een drankje erbij. En ik ga naar huis met de gedachte dat iedereen in zijn eigen domein probeert het beste te doen, maar we het gewoon niet altijd weten. Wat werkt. Of wat het gevolg voor een ander domein is. We elkaars taal vaak niet spreken. We hebben elkaar nodig. Beleid, praktijk en wetenschap. Juist nu. Dit is vandaag weer haarscherp geworden en ik ga in mijn werk nog meer letten op deze verbinding.

Voor de foto’s klik hier